Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Bij het aanmelden ga je akkoord met onze Privacy Policy
Het eerste Centrum Seksueel Geweld startte in 2012 in het UMC Utrecht . Een centrum waarin politie met hulpverleners en Acute Zorg medewerkers samenwerken om slachtoffers van seksueel geweld zo effectief mogelijk bij te staan. Zij kunnen er 24/7 terecht. De SEH-verpleegkundige vangt het slachtoffer als eerste op.
Tekst Romy Dingemans
Initiatiefneemster en coördinator van het Centrum Seksueel Geweld (CSG) is psycholoog Iva Bicanic (43): “Het is belangrijk dat er snel en professioneel wordt gehandeld in de eerste week na een aanranding of verkrachting”, legt ze uit. “Eind jaren ’90 is hier onderzoek naar gedaan: in Nederland – waar toen een gebrek was aan een geïntegreerde samenwerking tussen de verschillende professionals– deden mensen langer over hun herstel, dan in landen waar rape centers zijn. Daarom kreeg de Nederlandse overheid toen het advies om een landelijk netwerk van rape centers te organiseren. Dat gebeurde uiteindelijk niet, want in die tijd stond huiselijk geweld meer op de voorgrond dan seksueel geweld.” Voor Bicanic was de versnipperde zorg echter een aanleiding om vanuit het UMC met verschillende disciplines rond de tafel te gaan zitten. “Ik wilde de nodige zorg en onderzoek direct na verkrachting integreren. Samen met medische professionals, politie en psychologen hebben we gezegd: iedereen doet het goed, maar er is geen integratie. En dat moet wel! Zo zijn we op één locatie gaan werken, op de Spoedeisende Hulp (SEH), met alle disciplines bij elkaar.”
Sneller hulp zoeken
Bicanic is hoofd van het landelijk psychotraumacentrum, waar ze veel contact had met jonge slachtoffers van seksueel geweld: “Veel professionals vinden het lastig om met deze groep om te gaan, weten niet wat te doen. Als je daaroverheen kunt stappen, is er eigenlijk heel veel mogelijk. Ik heb het gevoel dat ik het herstelproces van slachtoffers ondersteun en voel me zelden machteloos. Dat was vóór het CSG iets anders.” Ze merkte dat slachtoffers vaak pas hulp zochten als zij vastliepen in hun leven, wat soms pas anderhalf jaar na het misdrijf was. “Mensen proberen het eerst te vergeten“, zegt de psycholoog. “Het CSG moet acute, gepaste hulp na verkrachting makkelijker maken.“
Vastlopen voorkomen
Volgens Bicanic is dat belangrijk voor het slachtoffer, omdat je na verkrachting – vergeleken met andere trauma’s – het meeste kans hebt op psychische klachten. “Vijftig procent loopt vast”, vertelt ze. “Het idee van CSG is dat we de persoon minder vaak hoeven te belasten als we samenwerken. Hij of zij hoeft niet vaker dan nodig de gebeurtenis te vertellen. We proberen de vraag ‘wat is er gebeurd’ te vermijden, omdat het stress geeft. We streven ernaar dat het slachtoffer niet vaker dan nodig zijn of haar verhaal hoeft te doen en zich maar één keer uit hoeft te kleden.”
Forensisch onderzoek
Ellen Graauwmans (55) is verpleegkundige op de SEH van het UMC Utrecht. Daarnaast coördineert ze sinds 2012 het CSG aldaar. Ze legt uit hoe het werkt: “wij maken gebruik van het zorgpad, waarin de rol van alle disciplines is beschreven. Momenteel komen veel patiёnten via de politie naar het centrum en zijn er weinig zelfverwijzers. De vooraankondiging wordt door de politie gedaan en dan maakt een verpleegkundige een ruimte in orde voor het forensisch onderzoek. Het volledige forensisch team wordt daar ontvangen, dat bestaat uit technische recherche, zedenrecherche en een forensisch arts. Er volgt een korte overdracht door de politie aan de verpleegkundige, die daarop de triage toepast. Tevens verifieert zij de verkregen gegevens bij de patiënt. Tijdens het forensisch onderzoek is de verpleegkundige aanwezig, ter ondersteuning en om het stresslevel te verlagen. Tegelijkertijd kijken we mee naar eventuele verwondingen of letsels, zodat die overgedragen kunnen worden aan de SEH-arts, met als doel dat de patiёnt zich minder vaak uit hoeft te kleden.”
Medische analyse
“Na het forensisch onderzoek volgt het medisch gedeelte waarbij het voorkomen van soa’s, zwangerschap en andere infectieziektes zoals hiv en hepatitis B op de voorgrond staat. De morning afterpil geven wij profylactisch, evenals antibiotica tegen chlamydia en gonorroe. Indien nodig starten we pep-medicatie. Als dat klaar is verwijst de verpleegkundige de patiёnt door naar de casemanager. Die start de watchful waiting procedure, coördineert en legt als het nodig is contacten met betreffende disciplines bij problemen. De casemanager helpt ook bij onder meer materiёle schade, waarvoor het fonds slachtofferhulp wordt ingeschakeld.”
Watchful waiting
Bicanic vertelt over haar expertise: “direct na de gebeurtenis komt het slachtoffer bij de psycholoog (tevens casemanager) terecht. Praten hoeft niet; op vaste momenten zoekt de psycholoog zelf contact met het slachtoffer – telefonisch of face to face – om stressreacties te monitoren. Nemen ze af met de tijd of niet?“ Een proactief beleid. Ze vervolgt: “iedereen reageert met stress, soms met herbelevingen, slaapproblemen, veel huilen of snel schrikken. Door watchful waiting toe te passen, houd je contact met het slachtoffer terwijl je op afstand blijft.” De psycholoog/casemanager onderhoudt ook contact met de politie, de verpleegkundigen en eventueel de huisarts.”
Verwerken, niet wegstoppen
Bicanic benadrukt het belang van Acute Hulp, om (lange termijn-) problemen te voorkomen. “Wegstoppen is vermijden. Je kunt beter iemand helpen te verwerken”, stelt de psycholoog. “In de meeste gevallen zullen er dan geen problemen ontstaan. Als mensen vastlopen maken juist die problemen dat je kwetsbaar bent voor revictimicatie. PTSS is namelijk één van de meest voorkomende diagnoses die daar een oorzaak van zijn. PTSS maakt iemand kwetsbaar, het is heel belangrijk te voorkomen dat iemand dat krijgt. Daarom moet je er op tijd bij zijn.”
Bijscholing
Alle CSG-betrokkenen hebben bijscholing gehad. Graauwmans: “we hebben een cursus van één dag gehad om te leren hoe je met een slachtoffer van seksueel geweld omgaat. Onbeschermd seksueel contact komt vaker voor op de SEH, maar nu komt er het stukje ‘ongewenst’ bij. Ook leer je hoe je forensische sporen veilig stelt. Vier keer per jaar hebben we overleg. We weten dus van elkaars disciplines, maar blijven wel ons eigen werk doen. Ik weet nu wat de patiёnt doormaakt bij de politie en de politie weet wat de patiёnt doormaakt op de SEH. Het is zo belangrijk dat je elkaar makkelijk kunt vinden en dat de patiёnt daarin wordt ondersteund. Als we bijvoorbeeld een zelfverwijzer krijgen zullen we eerst de politie waarschuwen, als de patiёnt dat wil.“
Bejegening
“Uit onderzoek blijkt dat het niet uitmaakt of de hulpverlening man of vrouw is“, vertelt Bicanic. “De bejegening is veel belangrijker. Victim blaming is uit den boze, vriendelijk en respectvol zijn is de kern van een adequate aanpak. Ik probeer het woord slachtoffer ook niet te gebruiken, dat is namelijk niet het enige wat die persoon is. Ik vertel mijn cliёnt: je hebt iets meegemaakt dat niet had moeten gebeuren en we gaan nu zo goed mogelijk voor je zorgen. Mijn cliёnt is ook op zoek naar support en beschermingsfactoren, dat moet je ondersteunen. Zo kan iemand snel de draad weer oppakken.“
Aangifte
In de aflevering van Nieuwsuur op 24 september kwam naar voren dat het aantal aangiften van verkrachting in tien jaar tijd meer dan gehalveerd is. Van 2505 in 2005 naar 1175 vorig jaar, blijkt uit cijfers van het CBS. Tegelijkertijd is het aantal verkrachtingen gelijk gebleven of zelfs gestegen, volgens het Centrum Seksueel Geweld. In de uitzending was sprake van een ontmoedigingsbeleid, maar daar is Bicanic het niet mee eens: “aangifte doen heeft gevolgen voor het slachtoffer: je komt in een strafzaak terecht, als de dader bekend is weet die dat jij aangifte hebt gedaan en je wordt telkens opnieuw geconfronteerd met de gebeurtenis. Bovendien is het zeer moeilijk om daders te pakken. Het is nu eenmaal de wet dat je het moet zien te bewijzen, dat er dwang of geweld is gebruikt om de seks mee door te zetten tegen de zin van de ander, wat in het geval van een verkrachting nog knap lastig kan zijn. Daarom is het juist goed dat slachtoffers even kunnen nadenken of ze wel aangifte wíllen doen.”
Acuut melden
“In het CSG is uitgangspunt voor elke discipline: de schoenmaker blijft bij zijn eigen leest. Dat doen we allemaal goed, dus dat moeten we vooral blijven doen“, zegt Graauwmans. Bicanic hoopt met het centrum vooral dat mensen zich vaker in de acute fase gaan melden: “slachtoffers springen het liefst meteen onder de douche, dan begint het vergeetproces al. Ik hoop dat meer mensen zich vroeg melden, dan kunnen we meer mensen helpen en zorgen dat ze niet vastlopen. Ook hopen we straks vijftien CSG’s door Nederland te hebben. Zo kunnen we garanderen dat er overal mensen werken die goed weten wat ze moeten doen. Slachtoffers zullen die expertise opmerken en dat is wat ik wil: als je een brandwond hebt ga je naar het brandwondencentrum, als je verkracht bent moet je weten dat je bij het CSG kunt zijn.”
Meer informatie? Zie www.centrumseksueelgeweld.nl
Cijfers
– Er zijn jaarlijks 100.000 slachtoffers van seksueel geweld. Daarvan is 90% man en 10% vrouw
– 12% van de vrouwen en 3% van de mannen is ooit verkracht (25% tot 50% daarvan zelfs meerdere keren)
– Van slechts 11% van alle zedendelicten wordt melding gemaakt (3% daarvan leidt tot een aangifte)
– Ongeveer 10% van de geregistreerde verkrachtingen leidt uiteindelijk tot een veroordeling
– 44% van de vrouwelijke slachtoffers van seksueel geweld in Nederland zocht hulp (50% daarvan kreeg het ook, van de GGZ)
– In Nederland maken jaarlijks 0,4% van de mannen en 2,3% van de vrouwen boven de 15 jaar ongewenst seksueel contact mee
– Bij 19% van de vrouwelijke slachtoffers betrof dat contact een aanranding of verkrachting
Bron: Centrum Seksueel Geweld
Slachtofferprofiel
Hoewel er wel degelijk mannelijke slachtoffers van verkrachting voorkomen, zijn vrouwen, meisjes, kinderen en mensen met een beperking vaker slachtoffer dan (niet-gehandicapte) mannen. Verstandelijk beperkten zijn zelfs vier keer vaker slachtoffer. Ook tussen de 12 en 24 jaar is het verkrachtingsrisico vier keer zo groot. De gemiddelde leeftijd bij aanvang van misbruik is 10 jaar bij vrouwen en 11 jaar bij mannen. Uit landelijke politiecijfers van 2007 blijkt dat 43% van de slachtoffers van seksueel huiselijk geweld jonger is dan 18 jaar. Daarvan is 19% 0-12 jaar en 24% 12-18. Bovendien geeft 2% van de jongens en 6% van de meisjes aan dat er fysiek geweld tegen hen wordt gebruikt. In mannenorganisaties zoals het leger en de gevangenis lopen de sociaal zwakste mannen (pedofielen en homo’s) een relatief grote kans slachtoffer te worden van seksueel geweld. Van de mensen met een verstandelijke beperking heeft naar eigen zeggen 61% van de vrouwen en 23% van de mannen ooit seksueel geweld meegemaakt, variërend van op een kwetsende manier aangeraakt worden tot verkrachting. Gemiddeld 25% van alle cliënten in de GGZ heeft met seksueel misbruik te maken (Höing et al., 2003). Uit een onderzoek van Movisie (Cense, 2000) binnen drie grote Nederlandse GGZ-organisaties blijkt dat 24% van de cliënten last heeft van lichamelijk opdringerige medecliënten. 17% laat medecliënten soms verder gaan dan ze zouden willen en 10% van de cliënten meldt dat verpleegkundigen zich grensoverschrijdend gedragen. Uit onderzoek blijken vluchtelingen, asielzoekers en mensen zonder wettig verblijf in Europa een groep te zijn die extreem kwetsbaar is voor seksueel geweld (Keygnaert et al., 2008).
Daderprofiel
Het overgrote deel van de plegers is man. Uit informatie die verstrekt is door slachtoffers, kwam naar voren dat de dader bij 98% van de vrouwelijke en bij 58% van de mannelijke slachtoffers een man/jongen (of groep) was. In slechts 6% van de gevallen is de dader een vrouw. De meeste daders komen uit familie- of vriendenkring. Bij vrouwelijke slachtoffers is de pleger vaak de (ex)partner (23%), een buurtgenoot (11%) of een vage kennis (10%). Bij mannelijke slachtoffers is de pleger vaak een buurtgenoot (12%), een vriend(in) (8%) of vage kennis (ook 8%). Plegers die iemand met een verstandelijke handicap misbruikten, zijn meestal mannen en meestal bekenden van het slachtoffer. Een minderheid van de plegers is een professional in de zorg.
Bron: Factsheet seksueel geweld van Movisie
Facts
– 1 op de 5 krijgt een erectie of wordt vochtig. Dat zegt niets over toestemming.
– Alcoholgebruik verhoogt het risico op seksueel geweld
– 30% van de misbruikte kinderen vertoont geen signalen
– Financiёle gevolgen van seksueel geweld: 2 miljard euro per jaar
– 50% voelt zich verlamd
– Het risico op een posttraumatische stresstoornis na verkrachting is voor mannen 65%, voor vrouwen 45%.
– Zonder therapie maakt 2/3 opnieuw seksueel geweld mee
– Beschuldigen van het slachtoffer is vaak schadelijker dan de gebeurtenis zelf
Bron: Centrum Seksueel Geweld
Het verhaal van een verkrachting
Lisa is 17 jaar en woont in Utrecht. Ze heeft sinds twee jaar een vriend: Mike. Ze zit op het MBO en werkt als bijbaantje in een supermarkt. Lisa woont bij haar ouders.
Op een donderdagavond gaat ze met haar collega’s uit, een groep van 10 jongens en meisjes. Haar beste vriendin Vera gaat ook mee. Vera is vrijgezel en verliefd op Sebas. Sebas heeft een beste vriend: Wouter.
Ze hebben het enorm naar hun zin. Ze trekt die avond met name op met Vera, Sebas en Wouter. Er wordt alcohol gedronken en ze gaan dansen in een hippe club. Lisa geniet er enorm van en ze hebben veel plezier. Het wordt steeds later en sommige collega’s gaan al naar huis. Sebas stelt voor dat ze nog met z’n vieren een drankje gaan drinken bij hem thuis. Zijn ouders zijn er toch niet. Lisa twijfelt, maar Vera weet haar over te halen. Aangekomen in het huis van Sebas trekken Sebas en Vera zich al snel terug op de slaapkamer van Sebas.
Broek uit
Lisa blijft alleen met Wouter achter op de bank. Ze besluiten om de tv aan te zetten. Terwijl ze tv kijken legt Wouter zijn hand op het been van Lisa. Lisa zegt dat ze een relatie heeft en dat ze dat niet wil. Wouter zegt dat ze niet zo moeilijk moet doen en hij gaat haar been strelen. Lisa zegt nogmaals dat ze dat niet wil. Dan wordt Wouter boos. Hij geeft Lisa een duw waardoor ze ligt en hij doet haar broek uit. Lisa zou wel willen schreeuwen maar ze is bang dat ze Wouter alleen maar bozer maakt. Wouter verkracht haar zonder condoom. Het doet pijn. Na enkele minuten die wel uren lijken te duren komt hij klaar. Terwijl hij zijn broek weer aantrekt weet Lisa op te staan. Ze rent naar de kamer waar Vera en Sebas zijn en zegt haar vriendin dat ze naar huis toe moeten. Vera loopt gelijk met haar mee. Onderweg zegt ze niks tegen haar vriendin. Ze wil er niet meer aan denken en besluit er met niemand over te praten.
Vies voelen
Thuis aangekomen gaat ze naar haar kamer. Ze durft niet te douchen uit angst om haar ouders ’s nachts wakker te maken. Ze slaapt die nacht nauwelijks. Ze voelt zich zo vies en ‘s morgens vroeg staat ze lang onder de douche. Ze gaat gewoon naar school. ’s Middags heeft ze een afspraak met haar vriend Mike. Ze vindt het heel fijn om hem te zien maar ze voelt ook ongemakkelijk onder de situatie. Mike merkt al snel dat er wat aan de hand is en gaat haar allerlei vragen stellen. Uiteindelijk vertelt ze hem het verhaal. Mike is heel boos op Wouter en wil naar hem toe. Lisa weet hem tegen te houden. Lisa zegt dat ze graag hulp wil: ze is bang dat ze een SOA heeft en zwanger is en ze wil misschien wel aangifte gaan doen. Op internet gaan ze zoeken naar hulp en ze komen op de website van het Centrum Seksueel Geweld. Lisa besluit om te bellen.
Sporen veilig stellen
Ze wordt te woord gestaan door een vrouw aan wie ze kort haar verhaal doet. Ze vertelt dat graag medische hulp wil en dat ze misschien wel aangifte wil doen. De politie zoekt zelf contact met Lisa. Ze wordt uitgenodigd om naar het UMC Utrecht te komen. Daar gaat ze samen met Mike naar toe. Ze wordt ze opgewacht door een vriendelijke verpleegkundige. De verpleegkundige blijft de hele tijd bij haar. Ze krijgt een forensisch-medisch onderzoek om sporen veilig te stellen en letsel te duiden. Daarna krijgt ze alle medische behandelingen die nodig zijn. Bij vertrek krijgt ze een brief mee waar alle informatie in staat. Ze heeft een vervolg afspraak staan op de SOA poli en een afspraak met de politie is gemaakt om verder te praten over het doen van aangifte.
Chlamydia
Een dag later wordt ze gebeld door haar casemanager, een psycholoog. Zij vraagt hoe ze het bezoek aan het Centrum Seksueel Geweld heeft ervaren, of alle afspraken duidelijk zijn en hoe het nu met haar gaat. Lisa vertelt dat ze haar ouders en Vera inmiddels heeft ingelicht. Ze slaapt slecht en is snel prikkelbaar. Aan het eind van de week wil ze weer naar school gaan. Ze wil niet meer werken in de supermarkt. Ze krijgt adviezen hoe ze hiermee om kan gaan en ze maken een afspraak om elkaar volgende week weer te bellen.
Met Lisa gaat het nu weer goed. Ze gaat weer naar school, ze heeft een andere bijbaan gevonden. Haar relatie met Mike is nog steeds aan. Op seksueel gebied doen ze het nog wel rustig aan. Ze had helaas toch een SOA, chlamydia, maar die is met succes behandeld. Ze heeft uiteindelijk besloten om geen aangifte te doen.