Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Bij het aanmelden ga je akkoord met onze Privacy Policy
Iedere Acute Zorg verpleegkundige kijkt terug op een heel scala aan bijzondere, pijnlijke en/of emotionele onvergetelijke gebeurtenissen. Toch is er meestal één ding dat eruit springt en je nooit meer vergeet. Die ene gebeurtenis of patiënt die sporen achterlaat in je professionele carrière. Dat geld ook voor Michel van der Pol (32). Hij werkt als Intensive Care (IC)-verpleegkundige in het Jeroen Bosch Ziekenhuis en is in opleiding tot Physician Assistant (PA).
Venticare Magazine december 2019
Tekst: Hannah Kristalijn
“Ongeveer een jaar geleden draaide ik een avonddienst met een collega die voor het eerst een coördinatiedienst had. Normaal gesproken gebeurt er weinig op een dergelijke avond, maar halverwege de avonddienst kwam er ineens een brandmelding binnen op de coördinatietelefoon.
Mijn collega vroeg aan mij of ik met haar mee wilde lopen naar de locatie van de brandmelding, omdat ze het ziekenhuis nog niet zo goed kende. De brandmelding bleek van de PAAZ te komen. Toen we op de afdeling aankwamen was het één grote chaos. Een patiënt had zichzelf beschadigd en daarna haar kamer in de brand gestoken. Zij werd door een aantal verpleegkundigen gefixeerd. Wij hebben toen direct de aanwezigen naar een andere woongroep geëvacueerd. Gelukkig was de brand klein, waardoor een collega van de PAAZ hem kon blussen.
De vrouw die de brand aangestoken had, had veel rook ingeademd. Wij hebben daarom gelijk een melding voor het Spoed Interventie Team (SIT) uitgezet. Het SIT-team bestond deze keer uit een arts-assistent, mijn collega en ik. We vroegen aan een collega van de PAAZ waar we rustig konden zitten om de patiënt na te kijken. De collega wees ons naar een isoleerkamer die op dat moment leeg stond. In die kamer zijn wij samen met twee psychiatrisch verpleegkundigen de patiënt gaan onderzoeken.
Toen wij ongeveer tien minuten in die isoleerkamer zaten zag ik in mijn ooghoek iets raars gebeuren. In de muur zat een klein raampje dat met een knopje ondoorzichtig gemaakt kon worden. Achter dat raampje verscheen het hoofd van een jonge vrouw met dreadlocks die bloederige strepen over heel haar hoofd had. Ook wisselde het raampje steeds van doorzichtig naar ondoorzichtig, waardoor het hoofd steeds even verdween. Wij schrokken ons wezenloos. Het voelde alsof we in een horrorfilm beland waren. We zaten in een afgesloten box met een klein raampje en konden geen kant op. Het was een hele onwerkelijke situatie. De vrouw keek apathisch voor zich uiten bleef recht de isoleerkamer in staren.
De twee psychiatrisch verpleegkundigen zeiden tegen elkaar: ‘Zij mag hier helemaal niet zijn.’ Ik en mijn collega, die niet wisten wat er aan de andere kant van het raampje was, raakte daar nog meer van in verwarring. We wisten niet wie de vrouw was, waar ze zich nu bevond en waarom ze daar was.
De vrouw bleek een psychiatrisch patiënt te zijn die zich in had gesmeerd met het bloed van de vrouw die zichzelf beschadigd had. Ze stond in de personeelsgang. De psychiatrisch verpleegkundigen spoorden mijn collega aan om naar de vrouw toe te gaan. Omdat mijn collega en ik helemaal niet bekend waren op de afdeling hebben de PAAZ-verpleegkundigen de vrouw uiteindelijk naar de andere patiënten toegebracht.
Mijn collega en ik denken nog vaak terug aan dit moment, omdat het zo onwerkelijk was. Gelukkig kunnen we er achteraf om lachen.”